Jacqueline Zirkzee (Leiden, 1960) studeerde geschiedenis en reisde als journalist jarenlang de wereld over. Ze debuteerde in 2001 met de omvangrijke roman Mykene, waarin de vrouwen uit de Trojaanse Oorlog centraal staan. In 2004 volgde Het Boek van Tristan en Isolde, een hervertelling van de beroemde liefdesverhaal, gesitueerd in de vroege middeleeuwen. In 2008 kwam Het Heksenhuis uit, over de heksenvervolgingen in de zeventiende eeuw. Dit laatste boek betekende haar doorbraak als auteur van historisch getinte literaire romans. In 2011 verscheen de bundel Eva’s dochter, met eigentijdse verhalen én een vervolg op Het Heksenhuis in de vorm van een historische novelle.
Jacqueline Zirkzee maakte met haar rijk gelaagde roman Reimer, over de beginjaren van de Verenigde Oost-Indische Compagnie en de opkomst van de moderne medische wetenschap, de overstap naar uitgeverij Brainbooks | De Brouwerij, waar het boek in maart 2013 is verscheen. Dit mede in het kader van het boekenweekthema Gouden tijden, zwarte bladzijden, over de zon- en schaduwkanten van het Nederlandse verleden.
Voor de roman De eerste priesteres ging ze veel verder terug in de tijd, naar de periode voorafgaand aan het ontstaan van de eerste tempelsteden. In januari 2020 verscheen De Eerste Priesteres in een herziene uitgave, in december 2020 gevolgd door een herziene uitgave van Het Heksenhuis.