Op 25 augustus 1900 sterft Friedrich Nietzsche in villa Silberblick te Weimar. Elf jaren van totale geestelijke verduistering zijn dan voorbij. Totaal? Niemand weet wat zich in het hoofd van deze bijzondere en velen tot de verbeelding sprekende filosoof afspeelt. Wellicht was Nietzsche toch niet zo waanzinnig als anderen probeerden te doen voorkomen.
Met een waaier verrassende, filosofische perspectieven geeft Ron Appeldoorn een geheel eigen kijk op de laatste dagen van Nietzsche. De auteur neemt ons bij de hand en doorwandelt elk denkbaar labyrint waarin Nietzsche ooit al eens heeft rondgedoold. Bij elke vermeende uitgang komt het tot een gebroederlijk weerzien met de vele geesten waarmee Nietzsche tijdens zijn leven een haat-liefde verhouding had.
Voor degenen die nog steeds worstelen met de vraag, door welke mysterieuze krachten de ooit zo verbeeldingsrijke geest van Nietzsche in de nadagen van zijn leven leek te worden verzwolgen, is Nietzsches afrekening een absolute aanrader. Een uitzonderlijk en oneigentijds boek.
Resumé
Op 3 januari 1889 omhelst een besnorde man op de Piazzo Carlo Alberto te Turijn het paard van een huurkoets; hij kan het niet aanzien dat het edele dier door de koetsier geslagen wordt en wil hem tegen de slagen beschermen. Een opwelling van medelijden; een medelijden ook, dat hij voor dieren voelt -, niet voor mensen.
Drie dagen later schrijft dezelfde man een brief aan Jacob Burckhardt, waarin hij onder meer de woorden bezigt: “Uiteindelijk was ik veel liever professor in Basel geweest dan God.”
Direct na ontvangst van deze brief vertrekt Franz Overbeck naar Turijn en treft zijn vriend in waanzinnigheid aan. Friedrich Nietzsche – over hem hebben we het – wordt in een zenuwinrichting opgenomen. Al snel echter haalt zijn moeder hem in haar huis te Naumberg en verzorgt hem. Een zorg die later na de dood van Nietzsche’s moeder wordt overgenomen door zijn zus Elisabeth.
Op 25 augustus 1900 sterft Friedrich Nietzsche in villa Silberblick te Weimar. Elf jaren van totale geestelijke verduistering zijn dan voorbij. Totaal?…. Niemand weet wat zich in het hoofd van deze bijzondere en velen tot de verbeelding sprekende filosoof afspeelt. Is er inderdaad sprake van een totale verduistering of is de maan toch niet geheel voor de zon geschoven en zorgen enkele stralen voor een weinig levenslicht? Een schijnbaar vegeterend leven, waarin de gedachten van Nietzsche vaak volgens de merkwaardigste kronkels toch hun uitweg uit dat door krankzinnigheid aangetaste brein zoeken. Het kan toch niet zo zijn dat waar hij altijd voor geleefd heeft – het denken – van de een op de andere dag in die winterdagen van 1889 ophoudt te bestaan? Onmogelijk! Zittend in zijn fauteuil moet hij de wereld om zich heen hebben beschouwd -, onophoudelijk zijn gedachten erover hebben laten gaan. Denken was zijn leven, denken was als een adem. De eeuwige wederkeer, de wil tot macht, de hogere mens, Zarathoestra – zij kunnen niet zijn verdwenen. Evenmin zijn herinneringen aan Wagner, diens Parsival. Hij schreeuwt in stilte; slechts voor heel weinigen is het weggelegd deze grote ziel – deze hogere mens? – te horen. God, ja -, natuurlijk, Hij heeft hem gehoord. En begrepen; in een lang tweegesprek, dat soms oplaait tot vurige discussies, waarbij Nietzsche zich als vanouds van spotternijen en grofheden bedient, vinden de twee tegenstrevers elkaar. Ondersteund door God besluit de lichamelijk uitgeputte filosoof met de verrassend levenslustige God mee te gaan naar het licht, waar zovele bekenden hem reikhalzend op staan te wachten.
Wellicht was Nietzsche toch niet zo waanzinnig als anderen – de hem meest naasten voorop – probeerden te doen voorkomen! Wie zal het zeggen? U? Ik niet, want hij leeft in mij voort -.
De auteur
Ondertitel | Ze denken dat ik gek ben... |
ISBN | 9789078905271 |
Pagina's | 174 |
Afmeting | 14 x 21,5 cm |
Recensies:
- Marcel Hofman in de Volkskrant