Weinig mensen beseffen het, maar achter het dynamsiche Rotterdam van hoogbouw, moderne architectuur en bonkende heimachines gaat een schaduwstad schuil. Een stad van stilte, verval en onttakeling. Elke nieuw torenflat en elke grootscheepse stadsvernieuwing betekent immers dat oude bebouwing het veld moet ruimen. Soms duurt dat even. In de tussentijd worden de ramen dichtgetimmerd, komen er bouwhekken rond het gebouw en worden er bordjes verboden toegang opgehangen. De plek maakt nu deel uit van een ander Rotterdam. Een achter Heras hekwerk verborgen parallelstad die steeds weer ergens anders verschijnt en daarna weer verdwijnt, soms al snel, soms pas na lange tijd. Dit is sloopstad Rotterdam.
Fotograaf Ruben van Luijk (Rotterdam 1976) raakte verdwaald in deze stad en zwierf er jaren rond. Met zijn camera probeerde hij de sfeer en schoonheid vast te leggen van deze wereld die voortdurend op het punt staat te verdwijnen. Het is fotografie voor het te laat is – want steeds niet zelden haalde de slopershamer hem in. De weerslag van zijn fotografische ontdekkingstocht is te vinden in dit boekje, dat een memento vormt voor verdwenen plekken en een verrassend portret van een onverwacht Rotterdam.
Voorwoord door Ruben van Luijk:
‘Dit boek is begonnen met een mystieke ervaring. Ik zou er althans geen ander woord voor kunnen verzinnen, al kwam er niets paranormaals of spectaculairs aan te pas. Ik stond op mijn balkon in hartje Rotterdam. Een merel zong, en het licht viel op die bepaalde manier die je alleen hebt op sommige zomeravonden. En opeens wist ik het. Dit komt nooit meer terug. De volgende keer dat ik hier sta en de zon zich in deze hoek bevindt, zullen de geluiden om me heen niet meer dezelfde zijn, zal ik niet meer hetzelfde zijn, zal de wereld er anders uitzien en de zon niet meer uit dezelfde heliummoleculen bestaan. De werkelijkheid is een voortdurende opeenvolging van voorgoed verdwijnende unieke momenten. Ik besefte ook toen wel dat het waarschijnlijk geen bijzonder originele of bijzonder unieke gedachte was. Maar dit was het moment dat ik voor het eerst ook werkelijk voelde dat het zo was. Met kippenvel op mijn armen.
Ergens rond die tijd ben ik begonnen slooppanden te fotograferen. Een afbraakpand is het volmaakte beeld van onze werkelijkheid: het is kortstondige schoonheid die voortdurend op het punt staat voorgoed te verdwijnen. Ik kocht een oude spiegelreflexcamera en zonder enige ervaring of technische kennis begon ik gewoon maar plaatjes te schieten.
Dat was het begin van een dubbele ontdekkingsreis. Een reis door de wereld van de fotografie – en een reis door de onopgemerkte, door Heras hekwerk afgeschermde wereld van het sloopgebouw. Ik ontdekte de mogelijkheden van groothoeklens, van statief en draadontspanner, van geel- en blauwfilter. Ik ontdekte plekken waar verder vrijwel geen mens zich waagde, laat staan ging fotograferen. In dynamisch Rotterdam bleek een onbekende, verlaten parallelstad verborgen te zijn. Soms maar een paar straten verderop. Of gewoon om de hoek, achter bouwhekken waar de meeste voorbijgangers zonder op- of omkijken aan voorbijliepen.
Aanvankelijk was het vooral het verloren gaan van zoveel moois dat me naar het toestel deed grijpen. De prachtig gekrulde ornamenten, honderd jaar terug met veel vakmanschap vervaardigd door allang begraven timmerlieden en stucwerkers. De buiging van een trap. De versieringen in een deurpost. Fotografie is, als alle kunst, een protest tegen de dood. Maar na een tijdje begreep ik dat de slopershamer meestal slechts afmaakte wat de hand van de natuur al begonnen was. Na een paar jaar leegstand zijn ook de mooiste constructies en sierlijkste ornamenten doorgaans ten dode opgeschreven. De dingen verdwijnen, zo gaat dat nu eenmaal. Het was juist dit merkwaardige limbus tussen bewoning en verdwijning dat me op een gegeven moment het meest begon te fascineren. De vreemde, vluchtige nabloei van een gebouw dat nog heel even mag blijven staan en in die tijd een heel nieuw gezicht laat zien. Naakt, verrot, gehavend misschien, maar van een geheel eigen schoonheid.
Het oog van de camera is lomp. Zelfs met groothoeklens en geelfilter, zo ontdekte ik ook, kun je maar gedeeltelijk de atmosfeer grijpen van het ogenblik waarop jij daar staat. Er is meer tussen hemel en aarde dan zich met lichtgevoelige film laat registreren:
De geur van rottend houtwerk en vochtig behang.
De geluiden van vogels en dieren. Van een raam dat kleppert in de wind, van het verkeer in de straten verderop.
De stilte.
De warmte van de zon in een overwoekerde achtertuin.
Het gevoel in je buik als je een leegstaand gebouw binnengaat waar je eigenlijk niet mag zijn en waar je niet weet wat er achter de volgende deur wacht.
De adrenaline als je voelt hoe op drie hoog de traptreden onder je voeten beginnen af te brokkelen.
Het zijn dingen die zich niet in foto’s laten vangen.
Toch hoop ik dat het doorbladeren van dit boekje een klein beetje het gevoel kan geven dat ik ervaren heb bij het zwerven door deze onttakelde & verboden panden. Alles wat u op de afbeeldingen in dit boek ziet, bestaat niet meer. De meeste locaties zijn ondertussen al jaren met de grond gelijk gemaakt. Van enkele gebouwen zijn de muren overeind gebleven, als omlijsting voor fonkelnieuwe appartementen of etagewoningen. Maar in alle gevallen bestaat de plek zoals u die ziet alleen nog maar op deze foto’s. Dit boek is een memento voor verdwenen plekken.
Of het ergens goed voor is, zo’n glimp vergankelijkheid? Ik zou het eerlijk gezegd niet durven zeggen. Ik weet alleen maar dit: het paradijs hebben we nooit gekend, en de volmaakte toekomst zullen we waarschijnlijk nooit meemaken. Wie zich kan laten ontroeren door de rotzooi daartussen, heeft wellicht de sleutel tot het geluk gevonden.’
Ondertitel | Rotterdamse slooplocaties in beeld |
ISBN | 9789078905264 |
Pagina's | 72 |
Afmeting | 17 x 17 cm |
Deze titel is uitverkocht.